Skip to main content
Lezingen

Februari 2020

Mijn naam is Meike Legêne, ik deed vijf jaar geleden eindexamen op de middelbare school en toen ik in de vierde klas zat werd ik op een ochtend wakker en realiseerde ik me dat ik al zo lang als ik me kon herinneren elke dag naar school ging. Dat scheen bedoeld te zijn als voorbereiding op het moment na mijn eindexamen, als ik de wereld zou betreden en mijn echte leven zou beginnen. Dit echte leven was voor mij totaal in nevelen gehuld, maar ik stelde me een leven voor zonder enige vorm van dwang, waarin ik elke seconde zelf zou moeten bepalen wat ik zou gaan doen, en ik kreeg een hartstochtelijk verlangen naar het begin van dat leven.
Na mijn eindexamen ben ik naar de Rietveldacademie in Amsterdam gegaan, waar het begin van het leven nog even bleek te worden uitgesteld, en daar ben ik afgelopen zomer afgestudeerd. Ik ben heel blij dat mijn opleiding voorbij is en dat mijn eigen leven nu eindelijk is begonnen. In het begin voelde ik nog wel enige druk om een baantje te zoeken of om mee te doen aan exposities, maar een baan heb ik niet en een maand geleden heb ik de enige expositie waar ik voor was uitgenodigd afgezegd. Ik woon bij mijn ouders in Randwijk en ik huur iets verderop een onverwarmde bedrijfszolder als atelier.

Het is precies zoals ik het me had voorgesteld: de totale afwezigheid van dwang, en ik moet elke minuut zelf bepalen wat ik ga doen. Wat er overblijft is iets wat je leegte zou kunnen noemen, want in maatschappelijke zin doe ik niets, maar leeg is het niet. Ik noem het de wildernis, een omgeving waar een grote, woordeloze stilte heerst. Het is verbazingwekkend hoe moeilijk het is om te vertellen over dingen die niet met werken te maken hebben en geen maatschappelijke functie hebben.

Ik maak bijvoorbeeld hele langzame wandelingen, en als ik dat doe dan word ik elke seconde, zoals men zegt, geraakt door wat ik zie: de hoogte van de bomen, de vele vogels; huizen met donkere ogen die ons onafgebroken aanstaren; huizen als grote, slapende gedachten in het landschap; bomen die zijn geknot en waar mensen in gevangen zitten, die daar onbeweeglijk en in stilte moeten leven; maar ook het diepe gevoel van troost als ik iedere avond om tien uur vanuit mijn atelier naar huis loop en ik het hele dorp bekijk, het plein voor de kerk, het monument, de straatstenen die elk voor zich glanzen in de mist.

Om eerlijk te zijn voel ik me nogal eenzaam met deze ervaringen en mijn verlangen is dan ook altijd geweest om er over te spreken. Sinds ik op school begon met het maken van tekeningen heb ik één grote frustratie, één grote moeilijkheid die ik iedere dag onderzoek en probeer op te lossen: mensen bekijken mijn werk, en zeggen ‘wat mooi’ en dan lopen ze door.
Met mijn beeldend docent discussieerde ik op school over een kunstwerk dat op dat moment in het nieuws was: een reusachtige badeend die de havens van wereldsteden bevoer. Ik was woest op die badeend, ik noemde hem ‘irrelevant’, al kon ik niet uitleggen waarom ik dat vond. Pas heel recent heb ik begrepen dat ik in het beeldend lokaal mijn uiterste best deed om door middel van de stapels tekeningen te spreken, te communiceren met anderen, om mijn ervaringen via tastbare, voor iedereen zichtbare objecten deel te maken van de gedeelde wereld. Maar naast mij had als het ware een reusachtige, wezenloze badeend plaatsgenomen, die de mensen leerde dat je kunstwerken ook mag bekijken als een oppervlakkige grap.

Mijn zusje is danser. Zij zegt nu: ‘ik heb op de middelbare school niets geleerd waar ik wat aan heb.’ Je kan daarop natuurlijk denken: de wegen van algemene ontwikkeling zijn ondoorgrondelijk, maar ik denk dat Nienke perfect aanvoelt dat de vijf jaar die ze op school doorbracht niets wezenlijks voor haar betekenen, en ze dus in zekere zin geen deel zijn van haar leven, omdat er op school nooit werd gedanst en nooit werd gesproken over het enorme belang van dans.

En daarmee doel ik niet alleen op het erkennen van dat dans, of welke andere ‘hobby’ dan ook, belangrijk is voor een leerling, hoewel Nienke daar ongetwijfeld al heel blij mee zou zijn geweest. Ik bedoel dat het belangrijk is om te begrijpen dat het leven pas begint op het moment dat je met elkaar spreekt over wat wezenlijk voor je is.

Mijn stiefvader zei gister tegen me: het zal wel moeilijk voor je zijn om voor mensen te spreken, want je zit zo ondergedoken en hebt met niemand contact. Maar ik zit niet ondergedoken. De mensen die ondergedoken zitten, die zitten op hun werk en in de scholen en in de regering, waar ze hun verplichtingen doen met het bewuste of onbewuste idee dat het echte leven nog moet beginnen of zich ergens anders afspeelt; thuis, achter gesloten deuren, waar ze hun hobby uitoefenen. Een van de meest wezenlijke dingen die die mensen aan de gedeelde wereld toevoegen, de wereld waar wij in leven en die nog lang na onze dood blijft bestaan, is waarschijnlijk hun CO2 uitstoot.

Dit leven – school en alles wat daarna komt – is een wildernis, waarin we het grootste gedeelte van de tijd niet de woorden of de beelden of de bewegingen kunnen vinden om te vertellen wat we van elkaar willen, en onze eigen gevoelens niet kennen, totdat je door iets geraakt wordt, alsof iemand vanuit de wildernis een stok tegen je aan gooit; die stok, dat zijn je gevoelens, waarvan je eindelijk merkt dat ze ook buiten jouzelf een realiteit zijn. Geraakt worden kan een geweldige ervaring zijn als het bewijst dat de dingen die je voelt echt zijn, omdat anderen ze ook voelen, want dan pas worden ze werkelijk deel van de wereld en ontstaat er een wereld die gezamenlijk is, waarin je kan spreken – en dansen, muziek maken en tekenen zijn gewoon andere vormen van spreken. Het is daarom ten alle tijden, en al helemaal op school, verkeerd om kunst te beschouwen als iets wat in de privésfeer hoort; als een hobby, als iets wat je mooi mag vinden om daarna weer verder te lopen.

Men zegt dat er geen formule bestaat voor geraakt worden, maar behalve het feit dat alle kunstenaars, filosofen, profeten en andere leraren uit de geschiedenis zich van niets anders dan zo’n formule hebben bediend, is de formule is heel eenvoudig: alles wat jouzelf ooit heeft geraakt, raakt hoogst waarschijnlijk ook anderen, zodra het lukt om er over te spreken. En zelfs al raakt het onderwerp in zijn specificiteit anderen niet, dan nog betekent het voor alle mensen de grootste gunst als je spreekt over iets wat belangrijk voor je is, omdat anderen dan de ruimte voelen om dat ook te doen. Zo wordt de gedeelde wereld gemaakt.

© Meike Legêne