
1. De duiven
Ze komen zomaar aanvliegen, meestal ‘s avonds, en ze strijken ergens neer. Als iemand in het dorp ze ziet zitten dan vertelt die het verder. Al snel gonst het er van in het hele dorp, en we komen allemaal in een staat van opwinding. Iedereen legt het werk neer. De meeste mensen werken op het land, dus je ziet de mensen vanaf alle plekken op pad gaan. We verzamelen ons waar de duiven zijn gaan zitten. Daar bouwen we samen een openluchttheater. Dat hebben we zelf gemaakt, zodat we het samen in een paar minuten kunnen opzetten. En dan beginnen de duiven met hun gekoer. We kunnen ze verstaan—de duiventaal wordt hier al op de basisschool geleerd. De duiven vertellen ons verhalen.
De verhalen van de duiven zijn altijd nieuw en verrassend, en waar de verhalen vandaan komen hebben ze ons nooit verteld. Het is een volkswijsheid dat de duiven ze vinden onder elke steen, en in de beweging van elke tak. De duiven zijn voor ons een voorbeeld om zelf ook overal verhalen te vertellen. Dat noemen we ’voor duif spelen’. Iemand uit het dorp trekt dan een blauwgrijze jurk aan en schminkt het gezicht wit, en als zij of hij de straat op gaat dan is het voor ons allemaal duidelijk dat deze persoon duif is. Net als bij de echte duiven wordt al het werk neergelegd, en de mensen vertrekken opgetogen naar het plein. Het mooist zijn de zomeravonden: je hoort de mensen lachen en hijgen, de lucht zindert, kinderen rennen je aan beide kanten voorbij. In het midden van het plein wacht de verklede duif in stilte. Als iedereen er is dan zwelt de lucht boven de hoofden aan van de spanning, dan verstilt de menigte vanzelf. Als de duif dan begint met koeren dan kan het zelfs gebeuren dat iemand uit het publiek zo graag mee wil koeren, dat die persoon zich ter plekke wit schminkt en zich bij de duif voegt in het midden van het plein.